Jan van Gilse is de Grote Onbekende die het muziekleven - tot op de dag van vandaag, bepaalt. Zijn inzet, die hij en zijn twee zonen met hun leven hebben betaald, leidde ertoe dat er een rechtvaardige beloning kwam voor componisten en tekstschrijvers. Het werk van de muziekschrijvers werd door Jan van Gilse serieus genomen: hij richtte allerlei muziekorganisaties op zoals BumaStemra, Geneco, Donemus waardoor het werk van componisten en tekstschrijvers een eerlijke beloning tegemoet konden zien.
Van Gilse zag parallellen met de moderne tijd. Toen Thijl op 29 november 1940 voltooid werd, was Nederland al ruim een half jaar verwikkeld in de Duitse bezetting. Hij droeg de opera op aan ‘de strijders voor recht en vrijheid’. Kort voor zijn overlijden in 1944 liet hij daaraan toevoegen: 'en aan mijn jongens die voor dit recht hun leven lieten' (zijn zoons Mik en Janric die als verzetsstrijders om het leven kwamen).
„Ongeacht de zekerheid, of men zijn eigendommen, allereerst zijn geestelijk eigendom, in een geheel leven verworven, terug zal vinden, ongeacht het gevoel van onveiligheid en ongeacht den druk van afgesneden te zijn van werk en omgeving, ongeacht dat alles is hetgeen men doormaakt een stuk levenservaring, waarvan men ook het positieve gewin niet mag onderschatten!"
Nu is het oorlog. Van Gilse is al in de zestig. De oorlog vreet aan hem. Hij kan er niet tegen, zoals hij nooit tegen onrecht heeft gekund
Kenmerkende eigenschappen van Van Gilse waren zijn oprechtheid in de omgang met zijn medemensen (ook collega’s!) en zijn onbuigzaamheid waar het morele en, in het verlengde daarvan, politieke aangelegenheden betrof. Jan van Gilse was intransigent en men weet het: intransigente mensen hebben doorgaans het gelijk aan hun kant, maar ze hebben vaak weinig plezier van hun gelijk (Marius Flothuis, 1999)