Volledige naam Jan Pieter Hendrik van Gilse
Geboren Rotterdam, 11 mei 1881
Overleden Oegstgeest, 8 september 1944

Over Jan van Gilse en Bumastemra

Zijn muziek: zie elders op deze website.

Jan van Gilse was een Nederlandse componist. Hij studeerde compositie en orkestdirectie bij Franz Wüllner aan de universiteit van Keulen (1897--1902).

In 1902 kreeg hij een prijs voor zijn Eerste symfonie van Beethoven Haus in Bonn. Na zijn studie met Humperdinck in het Akademische Meisterschule in Berlijn, werkte hij als dirigent bij het Bremen Opera, dan aan het Noord-Nederlandsche Opera in Amsterdam.

In 1909 werd zijn Derde Symfonie bekroond met de Michael Beer prijs, die hem in staat stelde om te werken en te studeren in Italië voor twee jaar. Daarna vestigde hij zich in München.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog van Gilse en zijn gezin terug naar Nederland, en in 1917 werd hij benoemd tot dirigent van het Utrechts SO, met wie hij gaf vele optredens van werken van hedendaagse Franse en Nederlandse componisten. Een conflict met de jonge Nederlandse componist Willem Pijper leidde tot zijn aftreden in 1922.

Na een kort verblijf in Zwitserland van Gilse vestigde zich in Berlijn, waar hij begonnen aan zijn autobiografie (MS, NL-DHgm). Hij keerde terug naar Nederland, waar hij werd benoemd tot directeur van het Utrechts Conservatorium. In 1937 trad hij zijn positie om zich te wijden aan compositie.

In 1940 voltooide hij zijn opera Thijl, gebaseerd op het verhaal van Tijl Uilenspiegel. Nadat de Duitsers Nederland binnenvielen mei 1940, verzette van Gilse zich publiekelijk tegen het verbod van Joden uit concertzalen. Na het organiseren van een petitie in protest tegen de Nazificatie van Nederlandse artistieke leven, werd hij beschuldigd van hoogverraad en dook onder. Gedurende deze periode zijn twee zonen, ook actief in het verzet, werden gedood door de nazi's. Van Gilse kon niet omgaan met zijn verdriet en stierf na een korte ziekte.

Naast zijn werk als componist, van Gilse een rol gespeeld bij de oprichting van instellingen om de belangen van de Nederlandse componisten te bevorderen: het Genootschap van Nederlandsche Componisten (1911), het Bureau voor Muziek Auteursrecht (BUMA, componisten uitvoeringsrechten maatschappij, 1913). In 1935 richtte Van Gilse de Stichtung Nederlandsche Muziekbelangen om de prestaties van Nederlandse muziek te promoten. Archief van de stichting met microfilms van Nederlandse muziek manuscripten werd, na de dood van Gilse, op basis van de uitgeverij Donemus (opgericht in 1947).

Voor Van Gilse duurde het een relatief lange tijd om een persoonlijke stijl als componist te ontwikkelen. Zijn Duitse opleiding, en de muziek van Mahler in het bijzonder, zijn sporen nagelaten op zijn vroege werken tot 1916. Die geschreven tijdens en kort na zijn jaren in Utrecht (1917-1922) getuigen van zijn intensieve studie van de werken van Franse componisten als Debussy, Ravel en Roussel, in het bijzonder in hun gebruik van korte motieven, aangevuld akkoorden, parallelle harmonieën en hun streven naar kleurrijke, transparante orkestratie. Vanuit deze Duitse en Franse invloeden, een synthese geleidelijk ontwikkeld, culminerend in de cantate Der Kreis des Lebens (1928--1929), de opera Thijl (1938--1940) en de onvoltooide declamatie Rotterdam (1942). In deze drie werken gerealiseerd van Gilse een eigen stijl, waarbij de anti-romantiek van de Franse stijl werken verwerpt. In Rotterdam en Thijl maakt hij gebruik van elementen uit de volksmuziek.

Na zijn Utrechtse periode verbleef Van Gilse weer in Duitsland, maar met het aan de macht komen van Hitler verliet hij dat land in 1933. In dat jaar had Richard Strauss, die Van Gilse goed kende, hem gevraagd of hij zich op internationaal niveau wilde inzetten voor de rechten van componisten. Het op te richten instituut zou onder Duitse auspiciën komen. Van Gilse wees het aanbod van Strauss echter af. Hij vermoedde dat Nazi-Duitsland hem voor andere doeleinden zou gaan gebruiken.

Hij speelde een belangrijke rol in het Nederlands verzet in de Tweede Wereldoorlog. Nadat hij zich tegen het nationaal socialisme had uitgelaten, dreigde de Duitse bezetter hem met gevangenschap. Kort voor een Duitse inval in februari 1942 op zijn woning in Amsterdam moest hij onderduiken. Met zijn vrouw Ada vluchtte hij van het ene naar het andere onderduikadres. Intussen executeerde de bezetter hun beide nakomelingen, een half jaar na elkaar: op 1 oktober 1943 Maarten (Mik), de jongste, en op 28 maart 1944 Janric, de oudste.

Maarten VAN GILSE Maarten van Gilse

Beiden waren fanatieke verzetsstrijders. Op zijn laatste onderduikadres, bij collega-componist Rudolf Escher in Oegstgeest, werd Jan van Gilse ernstig ziek. Na een ziekbed van enkele maanden stierf hij op 8 september 1944. Hij was dus uit handen van de bezetter gebleven. Ter bescherming van zijn nabestaanden werd hij onder een valse naam begraven.

huis rudolf esscher

De ouderlijke woning van Rudolf Esseher aan de Dorpsstraat (tegenwoordig Groenhoeve/aan) waar Jan van Gifse was ondergedoken